oorbaar
gepas, betaamlik.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. zn. o., (veroud.) nut, voordeel: ten oorbaar van het land een ambt bekleden; II. bn. (-der, -st), 1. (veroud.) nuttig, voordelig, dienstig ; 2. gepast, behoorlijk, billijk : het ware ten minste oorbaar geweest, dat gij hadt onderzocht, of hij dit goedkeurde; 3. welvoeglijk, kies: het is een weinig oorbare vraag, welke gij daar tot de jonkvro...
M. J. Koenen's (1937)
1. bn.; oorbaarder, oorbaarst (voegzaam, gepast, betamelijk): een weinig oorbare vraag; zo iets wordt niet oorbaar geacht; 2. o. (nut, voordeel); ten oorbaar strekken, nutte; ietwat vero.
Jozef Verschueren (1930)
('o:rba:r) I. o. [oor, uit + baar, baren ~ Lat. ferre, dragen, wat uit iets gedragen, voortgebracht wordt] Veroud. nut, voordeel. II. bn. (–der, –st) 1. Veroud. nuttig, voordelig. 2. billijk, gepast, behoorlijk : een weinig ...bare vraag; iets – achten.
Dr. C.H. PH. Meijer (1919)
z.nw. en b.nw.; mnl, oirboor, orboor, -ber = nut en nuttig; tot oorbaar van ’t gemeen. Hooft, N. Hist. 270: ,,’s Lands oorbaar”; 1 Cor. 6, 12: ,,Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar” ; het b.nw. heeft nu de bet. gekregen van betamelijk, gepast; b.v. dat mag niet hardop gezegd worden, ’t i...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (-der, -st), gepast, behoorlijk, welvoeglijk, kies: alles wat hoorbaar is, is daarom nog niet oorbaar.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: