('o:rba:r)
I. o. [oor, uit + baar, baren ~ Lat. ferre, dragen, wat uit iets gedragen, voortgebracht wordt] Veroud. nut, voordeel.
II. bn. (–der, –st)
1. Veroud. nuttig, voordelig.
2. billijk, gepast, behoorlijk : een weinig ...bare vraag; iets – achten.