Wat is de betekenis van Omspelen?

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omspelen

I. (speelde om, heeft omgespeeld), 1. spelend rondlopen: laat de kinderen nog maar wat in de tuin omspelen; 2. (w. g.) met iets omspelen, op allerlei wijzen spelend met iets bezig zijn; 3. (fig.) zich vlug en luchtig heen en weder bewegen: terwijl de zonnestralen door de toppen der bomen omspeelden; beko...

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Omspelen

(speelde om, heeft omgespeeld), spelend rondloopen; laat de kinderen nog maar wat in den tuin omspelen; — (w. g.) spelend met iets omgaan: het lieve meisje kent geen grooter genot dan met de kinderen om te spelen; — (w. g.) zonder orde of plan, zonder kennis of vaardigheid en zonder zich aan harmonie te storen op een muziekinstrument s...

2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)