Nip
m., (Zuidn.) in zegsw. op de nip, op het punt (staan), op het nipje, op het nippertje.
Marc De Coster (2020-2025)
(W.O. II) scheldw. voor een Japanner. Syn.: Jap*. Zie ook: gele* gevaar. • Dit hele gebied werd gecontroleerd door die Nippen. (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951) • (Henk Salleveldt: Het woordenboek van Jan Soldaat in Indonesië. 1980) • de Nip: de Japanners. (Fred S. Loen: Petjoh. Indisch woordenboek. 1994)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
nip - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nippen ♢ Ik nip 2. gebiedende wijs van nippen ♢ nip! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nippen ♢ nip je?
Marc de Coster (2007)
(tijdens de Tweede Wereldoorlog) internationaal scheldwoord voor een Japanner. Afkorting van Nippon, de Sino-Japanse naam van Japan. Dit hele gebied werd gecontroleerd door die Nippen. (Piet Bakker, De slag in de Javazee, 1951)
Jan Zellenrath (1979)
Engels woord voor een fles van ongeveer een kwart liter, waarvan de werkelijke inhoud altijd een halve pint zou moeten zijn, d.w.z. 28,412 cl.
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
1. (k)nijpen, beknellen, klemmen; bijten [v. kou]; vernielen; beschadigen [v. vorst]; nip in the bud, in de kiem smoren; nip off, afbijten, afknijpen; nip up, snel oprapen; weggappen; 2. (k)nijpen; nip in, (naar) binnenwippen; nip out, uitknijpen, wegwippen; 3. neep, kneep; beet; steek, schimpscheut; bijtende kou. 4. wippertje, borreltje, hapje; 5....
M. J. Koenen's (1937)
m. Z.-N. in zegsw.: op de nip, op het nipje, a) op het punt (staan), b) op het nippertje, z. ald.; ook, nippen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: