Wat is de betekenis van Nipt?

2024-03-29
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

nipt

UIT: Historische klap christelijke partijen (Nederlands Dagblad, 10 juni 2010) CONTEXT: De kiezer heeft de politiek woensdag voor een razend ingewikkelde opdracht gesteld. De VVD werd bij de Tweede Kamerverkiezingen NIPT de grootste met een zetel meer dan de PvdA. : krap UITSPRAAK: [nipt] WOORDFEIT: Nipt is een verkorting van nipte, dat voorkom...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nipt

nipt - Bijvoeglijk naamwoord 1. maar net voldoende, maar net op tijd Zij behaalden deze keer een nipte zege, maar de zorgen voor het verdere verloop bleven. nipt - Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nippen ♢ Jij nipt...

2024-03-29
Jargon & Slang van Voetballers

Marc De Coster (2017)

Nipt

Nipt - op het kantje af. Vb.: een nipte overwinning. Aanvankelijk werd deze van oorsprong Vlaamse term in Nederland alleen aangetroffen in de voetbalverslaggeving. Thans is het woord ook boven de Moerdijk ingeburgerd geraakt, ook buiten sportkringen.

2024-03-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Nipt

[vgl. Eng.: to nip = nijpen, knijpen, klemmen, beknellen] bn & bw op het kantje, krap; een nipte overwinning, een kleine zege die met moeite behaald is.

2024-03-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Nipt

op het kantje

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nipt

bw. bn., (Zuidn.) op het kantje: de voetbalploeg won nipt; — een nipte overwinning.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

nipt

bw. en bn., (gew.) krap, op het nippertje, op het kantje.

2024-03-29
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)