Wat is de betekenis van munten?

2023-04-01
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

munten

munten - Werkwoord 1. (financieel) een stuk metaal omvormen tot een munt In Dorestad werden lange tijd sceatta's gemunt, die in het belendende Frankische Rijk in ruime omloop waren. 2. iets of iemand als mikpunt hebben Zij hebben het altijd weer op hem gemunt...

Lees verder
2023-04-01
Historische collectie Nederland begrippenlijst

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

munten

Geldstuk. Stuk metaal, veelal rond, voorzien van een stempel aan weerszijden, dat dient als ruilmiddel. (Religieus Erfgoedthesaurus)

2023-04-01
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

MUNTEN

Binnen de grenzen van de huidige provincie Zeeland is vóór de oprichting van de Zeeuwse munt in 1580 slechts sporadisch munt geslagen. Kort geleden is voor enkele zilveren muntjes van Karel de Grote met een moeilijk te ontcijferen tekst Domburg als muntplaats voorgesteld, een veronderstelling waarvoor voorlopig nog onvoldoende bewijs...

Lees verder
2023-04-01
Archeologische Encyclopedie

H. Arends (1962)

Munten

Aan het munt-verkeer gaat, naar men aanneemt, de ruilhandel vooraf. In Z.O. Azië was b.v. de kaurie-schelp een veelgebruikt ruilmiddel. Sommigen zien de spiraalvormig opgerolde bronzen banden in onze streken als een populair ruilmiddel; ijzeren baren, min of meer in een zwaardvorm zijn bij Keltische stammen (de romeinen spreken van talaea ferr...

Lees verder
2023-04-01
Mythologische encyclopedie

Dr. A. van Anken (1961)

MUNTEN

(Griekse), gaan in hun oudste vorm terug tot de 7de eeuw v.C.; munten van Rome waarschijnlijk tot de 3de eeuw v.C.; voor de mythologie zijn de munten in zoverre van belang, dat zeer vaak op de munten der Griekse steden de afbeelding werd aangebracht van de plaatselijke beschermgod; ook op de Romeinse keizermunten ziet men vaak, aan de achterzijde v...

Lees verder
2023-04-01
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Munten

v., muntsje; het gemunt hebben op, it forsjoen hawwe op, it oanlizze op.

2023-04-01
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

munten

I. muntte, heeft gemunt; geld slaan: guldens munten. II. muntte, heeft gemunt; mikken, doelen, tot zijn doelpunt,mikpunt kiezen, met het als bepaling inz. in de volt. tegenw. tijd; in het passief met een zn. als onderwerp, inz. met de bijbet. met kwade bedoelingen: hij heeft het op mij, op mijn leven gemunt; deze opmerking was op mij gemunt.

Lees verder
2023-04-01
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Munten

stukken v. bepaald metaal, gewicht en gehalte, met d/d Staat vastgestelde, gedeeltelijk fictieve waarde; verdeeld in standaarden: in Ned. gouden 10en 5-gulden-stukken, mogen ook v. particuliere rekening worden aangemunt, tot elk bedrag wettig betaalmiddel; teeken-m (rijksdaalder, gulden en Va gulden), eveneens tot elk bedrag wettig betaalmiddel; en...

Lees verder
2023-04-01
Jozef Verschueren

Jozef Verschueren (1930)

munten

('muntən) (muntte, heeft gemunt) 1. munt slaan, tot munt maken; goud -. 2. mikken, doelen met kwade bedoelingen ; het op iemand(s leven) gemunt hebben; die aanval was op jou gemunt.

Lees verder
2023-04-01
Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Munten

Onder het artikel „Geld” hebben wij al gezien, dat de mensheid van de allervroegste tijden af er behoefte aan gevoeld heeft goederen onderling te ruilen. Ook, dat zich daarbij de behoefte openbaarde aan een ruilmiddel, dat een door ieder begeerd goed was en dus in zich zelf waarde had en tevens als waardemeter diende, d.w.z. dat men de...

Lees verder
2023-04-01
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Munten

De Israëlieten bezaten voor de ballingschap geen geslagen muntgeld. Zij bedienden zich van gouden en zilveren staven; die echter wel van een bepaald gewicht en gehalte waren. Deze edele metalen werden bij koop en verkoop gewogen (Gen. 23 : 16; Ex. 22 : 17; 2 Sam. 18 : 12; 1 Kon. 20 : 39; Ezra 8 : 25; Jes. 46 : 6; Jer. 32 ; 9 en Zach. 11 :12)....

Lees verder
2023-04-01
Algemeen  Technisch woordenboek

H.J. van Eyk (1916)

Munten

Nederland: tienguldenstuk, goud, gewicht 6.72 gr. gehalte 0.900 vijfguldenstuk, J,, » 3-36 „ „ 0.900 rijksdaalder (f 2.50), zilver, „ 25 .. 0.945 gulden ,, » 10 „ 0.945 halve gulden ,, „ 5. ,, 0.945 kwartje (f 0.25) ,, ,, 3-575 ,, 0-640 dubbeltje (0.10) ,, „ 1-4 „ ,, 0.640 stuiver...

Lees verder
2023-04-01
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

munten

1. (muntte, heeft gemunt), (tot of als) geld slaan: gemunt metaal. 2. (muntte, heeft gemunt), mikken, doelen, een toeleg (op iets) hebben; (fig.) het op iemand gemunt hebben, het op hem voorzien hebben, hem tot mikpunt nemen, niets van hem kunnen verdragen; hij heeft het op zijn leven gemunt, hij wil hem om het leven brengen.

Lees verder
2023-04-01
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Munten

zie Penningen.