Gepubliceerd op 29-03-2021

Munten

betekenis & definitie

Aan het munt-verkeer gaat, naar men aanneemt, de ruilhandel vooraf. In Z.O.

Azië was b.v. de kaurie-schelp een veelgebruikt ruilmiddel. Sommigen zien de spiraalvormig opgerolde bronzen banden in onze streken als een populair ruilmiddel; ijzeren baren, min of meer in een zwaardvorm zijn bij Keltische stammen (de romeinen spreken van talaea ferreae*) een gestandaardiseerd ruilobject.Geslagen of gegoten munten zijn voor absolute of relatieve dateringen (Z. Hoofdstuk IH) v.h. grootste belang, omdat door opschriften en af b. enz. het eerste moment van verschijnen meestal vrij nauwkeurig bekend is. Er zijn vaak (wsch. in onrustige tijden) begraven muntschatten teruggevonden, die dan door de jongste munt gedateerd worden. Z. schatvondst.

De oudste munten werden vermoedelijk in het Nab. O. in opdracht v.d. Lydische koning Gyges (687-652 v.C.) geslagen; zij zijn van electron, een legering van goud en zilver. Al vroeg werd deze uitvinding door Gr. kolonies a.d. Ionische kust overgenomen (Milete, Ephese, etc.) Ook de Perzische koningen vanaf Darius - gaven munten uit, waarop de koning als boogschutter staat afgebeeld. Sommige munten van Klein-Aziatische Satrapen zijn bijzonder fraai.

Zie fotopag. 38; uit de loonlijsten uit de tijd van Xerxes, die in Persepolis* werden gevonden, blijkt, dat het loon v.d. arbeiders eerst nog voor tweederde in naturalia en voor eenderde deel in geld werden uitgekeerd en dat pas in de loop van zijn regering geld tweederde deel v.h. loon uitmaakte. Een aparte plaats nemen de munten van Lycië in, die eerst opschriften in Gr. letters vertonen, maar pas later in het inheemse, Lycische alfabet.

Het gebruik van munten in de Klassieke Oudheid stamt uit KI. Azië, 7e eeuw v.C.; vandaar via Jonië naar Griekenland en Italië. De Griekse munt is vrijwel steeds van zilver en wordt geslagen tussen twee stempels; munteenheid is de drachme (ca. 4 gr. zilver), verdeeld in 6 obolen (met onderverdeling); veelvouden zijn de didrachme (2 dr.), stater (2 dr.), tetradrachme (4 dr.) en dekadrachme (10 dr.). Grote sommen berekent men in waarden van de mna (100 dr.) en talanton (60 mna). Pas in de 3e eeuw v.C. gaan de Romeinen over tot het vervaardigen van munten: geslagen zilveren didrachmen voor het Gr. Z.

Italië, gegoten bronzen asses met onderdelen voor MiddenItalië. Omstr. 200 v.C. worden deze laatste ook geslagen en wordt de didrachme vervangen door de (zilveren) denarius van 10, later 16 asses. In de keizertijd kent men vooral de as, dupondius (2 as) en sestertius (4 as) van koper, de denarius van zilver en de aureus (25 den.) van goud. Dit muntstelsel blijft tot in de 3e eeuw voortbestaan, toen ingrijpende hervormingen plaats vonden en nieuwe denominaties werden ingevoerd. Z. Antoninianus, follis, siliqua, solidus.

In overig pre- en protohist. Europa komt de munt het eerst in Gallië voor tijdens La Tène* als nabootsingen v. munten v. Massilia* of v.d. gouden stater v. Philippus II van Macedonië (359-336 v.C.), later naar bronzen munten. Al naar gelang deze Kelt. munten zich geogr. en chronol. van het origineel verwijderden ziet men de naturalistische beeldenaar (mensenkop, paard-en-wagen) zich in fantastische Keltische ornamentiek veranderen. Z. ook taleae ferreae. Uit de Vikingen- en Frankische periode zijn talrijke munten bekend.

Een muntmeester was o.m. gevestigd te Dorestad*. Sommigen beschouwen de „stempels” met onontcijferde schrifttekens v.d. Indus'-kultuur reeds als munten, maar met zekerheid zijn pas ca. 600 v.C. in India-Pakistan munten vastgesteld. de oudste waren kleine zilveren baren. De werkelijke munten waren van verschillende waarden en bleven eeuwen achtereen in gebruik. Eén gouden munt is bekend. Uit de Indo-Griekse en Bactrische* kultuur zijn munten bekend, op Griekse vb. gebaseerd, terwijl die v.h.

Kushan-rijk* op Rom, v.b. teruggaan. Choresmië* gaf na zich v.d. Kushan-overheersing bevrijd te hebben eigen munten uit. op Kushan-v.b. berustend, maar de inscripties hierop zijn nog niet ontcijferd. Ze beelden o.a. Ch. koningen af. Ook de andere Centraalaziat. koningen gaven later eigen gouden en zilveren munten uit omstr. het begin v. onze jaartelling.

Ook het Ind. Gupta-rijk volgde de Kushan-tradities, deze munten behoren tot de fraaiste van India. In latere eeuwen verschijnen, vooral in N.W. India en Centr.-Azië, Arabische munten en de munten v.d. Hunnen*dyn. Romeinse munten zijn vooral in het Z. en op Ceylon gevonden, waar ook de inheemse munten v.d.

Pandya-dyn., die v.d. Cola, Pallava’s, Calukya’s. Kadamba’s en Vijayanagara’s, waarop de munten v.d. Moslim-heersers volgen.

In China waren, zoals ook elders vaak het geval was, kaurieschelpen het eerste betaalmiddel; daarna kwamen hiervoor bronzen imitatie-kauries in de plaats (12e-8e eeuw v.C.). Vervolgens werd zog. „geestenhoofd”-geld (kuei-lien ch’ien of kuei-t’ou ch’ien) gebruikt: ovalen bronzen stukjes, van boven bol, onder plat, waarvan de opschriften op diverse wijzen vertaald worden. Dan komen de spade- en mesmunten (zie fotopag. 38), de naam wijst op hun vorm. Deze munten dragen vaak de naam v.d. plaats waar ze gegoten zijn (ca. 147 muntplaatsen uit deze vroege periode zijn bekend.) Vervolgens komen tijdens de Chou-dyn. de eerste ronde munten voor. Keizer Chin Shih Huang, stichter van de Chin.-dyn. neemt alle nog in omloop zijnde spade- en mesmunten, alsmede de kauries, uit de circulatie en geeft een munt uit met het opschrift Pan-liang (= 4 liang). Sedertdien met onderbreking v.d. periode 9-23 n.C., toen usurpator Wang Mang munten uitgaf welke de spade- en mesmunten imiteerden, heeft China ronde munten, waarop sinds AD 618 de regeringstitel (nien hao) v.d. regeerders voorkomt.

In 1889 begint China munten te slaan naar westers voorbeeld. Ook in Japan werden het eerst schelpen als betaalmiddel gebruikt. In de 6e eeuw n.C. werden schepen naar China gezonden om goud te ruilen tegen Chin. koperen munten. Sinds de Kan-ei periode (1624-43) maakt Japan zelf munten naar Chin. voorbeeld. Vanaf 1868 worden munten v.h. westerse type geslagen. Naast de eerstgenoemde koperen munten bestonden sedert ong. 1600 vnl. rechthoekige en ovale munten van goud en zilver.