Met twee monden spreken
D.w.z. dubbeltongig zijn (lat. bilinguis), valsch, onoprecht zijn; niet ten opzichte van iedereen hetzelfde handelen, uit twee pannen bakken, met twee pannekens koeken bakken (Joos, 115); koud en heet uit één mond blazen (zie o.a. Kluchtspel II, 135); fr. souffler le froid et le chaud; hd. ...