merk
(19e eeuw) (inf.) geschikt persoon: een fijn (geschikt) merk. Soms ironisch: mooie jongen. • Wel gévédé! Jij bent een best merk, hoor! Ik moet gévédé, van jou wat hebben! Je bent me een raar broekie! (P.A. Daum: Uit de suiker in de tabak. 1885) • ‘Nee, dat is het net niet,’ beaamde Ba...