Wat is de betekenis van merken?

merken - Werkwoord 1. (inerg) iets waarnemen of herkennen, gewaarworden ♢ Je kon merken dat de man het moeilijk had na het overlijden van zijn zoon. 2. (ov) een merk aanbrengen op, markeren merken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord merk Woordh...

Teken dat in het bouwbedrijf in het verleden vaak is aangebracht op onderdelen van hout, natuursteen en smeedijzer om de identiteit van de maker of leverancier of de plaats van het onderdeel in het bouwwerk aan te geven.1. In hout zijn met een gootvormig mesje, zaag, kraspen, beitels of rood krijt merken aangebracht op balken tijdens het transport...

merken - regelmatig werkwoord uitspraak: mer-ken 1. het in de gaten krijgen ♢ik heb niet gemerkt dat je binnenkwam 1. iets laten merken [het duidelijk maken zonder direct te zeggen] ...

(ov ww; merkte; h. gemerkt) - een klein voorwerp, bijvoorbeeld een muntje, neerleggen waarmee de ligplaats van de bal wordt gemarkeerd zodat die kan worden opgepakt en later op dezelfde plek worden teruggeplaatst, syn. markeren (1)

- merk, let wel, let erop.

afk. branding (zie ald.).

merken - Te gebruiken voor het aanbrengen van een identificatienummer, etiket of een ander label op een object in een collectie.

Johannis; geb. Dusseldorf, vestigde zich in mei 1752 in Den Haag, ‘fijn schilder’, in 1754 werd hij lid van het genootschap ‘Pictura’ aldaar; is na mei 1754 uit Den Haag vertrokken (‘uit het land vertrokken’). Schilder en graveur.DEN HAAG -Gemeentearchief: de ruïne van Eik en Duinen (tekening 1754, gem.J....

v., merke, murk, murken; (opmerken), merke, merkbite, bispeure wyswurde, ergerje, ealgje, fornimme; (een merk geven), merke.