Wat is de betekenis van manning?

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

manning

manning - Zelfstandignaamwoord 1. bemanning, manschap Woordherkomst Naamwoord van handeling van mannen met het achtervoegsel -ing

2025-07-16
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

MANNING

Henry Edward (1808-1892), aanvankelijk vooraanstaand Anglicaans geestelijke te Chichester en na Newmans overgang leider van de High Church Party, werd in 1851 zelf katholiek. Zijn strenge opvattingen brachten hem menigmaal in conflict met de meer gematigde Newman, die hij zocht te weren van de katholieke universiteit die hij in 1873 te Kensington...

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Manning

('mænning) (Henry) Engels godgeleerde, ° 1808, anglikaanse geestelijke, 1851 katoliek, 1865 aartsbisschop van Westminster en primaat van Engeland, 1875 kardinaal, † 1892 te Londen.

2025-07-16
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Manning

Manning - (Henry Edward), primaat der R.-Kath. kerk in Engeland, geb. 1808 als zoon van Protestantsche ouders te Totteridge (graafschap Helford), studeerde te Oxford in de godgeleerdheid, werd 1831 geheimschrijver aan het ministerie van koloniën, 1832 fellow aan het Merton College te Oxford en universiteitsprediker, 1834 curate (pastoor) te Lavingt...

2025-07-16
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Manning

Manning (Henry Edward), aartsbisschop van Westminster en primas van de R. Katholieke Kerk in Engeland, in 1809 van Protestantsche ouders geboren, ontving zijne opleiding aan het Harrow- en later aan het Balliolcollège te Oxford. Nadat hij in 1830 zijne studiën op loffelijke wijze voleindigd had en tot fellow van Merton-collège gekozen was, kwam hij...