Wat is de betekenis van maker?

2024-04-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

maker

Het begrip maker heeft 6 verschillende betekenissen: 1) iemand die iets maakt. iemand die iets maakt, vooral handelsproducten of creatief werk zoals literatuur, kunst, films of televisieprogramma's, en die dat doet hetzij voor zijn beroep, hetzij uit liefhebberij. 2) iemand die iets gemaakt heeft. iemand die de auteur, de uitvin...

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

maker

maker - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die iets maakt of gemaakt heeft De maker van deze site. Woordherkomst Van de stam van maken met het achtervoegsel -er Synoniemen vervaardiger

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

maker

maker - zelfstandig naamwoord uitspraak: ma-ker 1. iemand die iets in grote aantallen maakt ♢deze maker van televisietoestellen komt met een nieuw model 2. iemand die iets maakt of gemaakt heeft ♢de ma...

2024-04-24
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

maker

maker - Te gebruiken voor personen die zelf voorwerpen creëren of construeren, voornamelijk als beroep of vak. Gebruik 'fabrikanten' voor industriëlen die een fabriek bezitten of leiden. Gebruik 'vakmensen' voor personen die een beroep of vak uitoefenen dat te maken heeft met handvaardigheid of artistieke vaardigheid.

2024-04-24
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

maker

I.(de, -s), gekooide mannelijke zangvogel die gebruikt wordt om te drukken (2), d.w.z. door zijn voorbeeld soortgenoten de gewenste vorm van zingen te leren. II.: zie makoe.

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

maker

skepper, vervaardiger.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Maker

s., makker.

2024-04-24
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

maker

maker, fabrikant, vervaardiger, schepper; at maker's price, tegen fabrieksprijs.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Maker

m. (-s), 1. (bijb.) Schepper; 2. vervaardiger ; 3. kaaskop waarin de kaas gemaakt wordt.