Wat is de betekenis van luister?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

luister

luister - Zelfstandignaamwoord 1. straling, schitteringen, flonkering De luister van de kerstmarkt is de trots van de stad Keulen. 2. gekendheid, aanzien, roem De luister van de Harry Potter-sterren is ongeëvenaard. luister - Werkwoo...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

luister

luister - zelfstandig naamwoord uitspraak: luis-ter 1. stralende schoonheid ♢ met veel luister werd de koningin ontvangen 1. iets luister bijzetten [het extra feestelijk maken] Zelfs...

2024-04-26
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

luister

In Bredero’s Rodd’rick ende Alphonsus [1611] komt de bastaardvloek annex uitroep pots honderd twyntig luyster voor. In pots herkennen wij een verbastering van God. Ik meen uit te moeten gaan van een basisformule bij Gods luister. De telwoorden geven de vloek enig staccato, maar zijn tegelijkertijd een...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

luister

skittering; roem; vertoon, praal; aansien. geluister, (skerp) hoor om iets te verneem; gehoorsaam.

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Luister

aanzien, kroonhandelaar; ook: glanskatoen, een glanzige stof

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Luister

s., glâns, swidens, pracht.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Luister

I. m., g. mv., 1. glans, schittering, heerlijk schijnsel: de luister der zon; 2. glans van een stof; 3. (fig.) voortreffelijkheid, eer, roem: de luister van zijn geslacht; 4. stralende schoonheid: de luister van de hemel; 5. praal, weelde: de luister van het feest; 6. aanzien, glorie : de luister van het Bourgondische huis. II. m., (gew.) in de...

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

luister

I. m.; (Fr. lustre): schittering, glans; fig. roem, voortreffelijkheid: de luister der zon; de luister der sterren; fig. de luister van het Rom. rijk. II. m.; het luisteren: zegsw. op de luister staan, heimelijk iets afluisteren.