Loopje
o. (-s), 1. kleine, korte loop: een loopje nemen (alvorens over iets te springen); — op een loopje, op een drafje; 2. wandelingetje: een loopje doen, maken; — (gew.) kleine afstand die men wandelt: 't is maar een loopje van hier; 3. (muz.) lopende figuur, reeks van snel gespeelde of gezongen op- of afgaa...