langzaam
langzaam - Bijvoeglijk naamwoord 1. met weinig snelheid ♢ Die auto was de langzaamste auto die ik ooit gezien heb. 2. zonder snelle ontwikkeling ♢ Langzaam aan werd het dan toch nog beter. langzaam - Bijwoord 1. met een geringe snelh...
Wiktionary (2019)
langzaam - Bijvoeglijk naamwoord 1. met weinig snelheid ♢ Die auto was de langzaamste auto die ik ooit gezien heb. 2. zonder snelle ontwikkeling ♢ Langzaam aan werd het dan toch nog beter. langzaam - Bijwoord 1. met een geringe snelh...
Muiswerk Educatief (2017)
langzaam - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: lang-zaam 1. in een laag tempo ♢ hij werkt erg langzaam 1. langzaam maar zeker leerde hij lezen [het ging wel langzaam maar het lukte toch] ...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., stadich, starich langsum, têd, sunich, loom, traech; zeer —, oerstadich, -langsum, op syn alve en tritichst; te — gaan (van klok) sakje, forlieze; iem. iets — en met nadruk zeggen, immen de wurden tatelle.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (...zamer, -st), 1. niet schielijk, traag: dat werk vordert maar langzaam; langzaam, eten, spreken; — (spr.) langzaam gaat zeker, wil men zijn doel bereiken, dan moet men niet met overhaasting te werk gaan; vandaar: haast u langzaam. 2. met geringe snelheid: langzaam rijden, varen; — een langzaam s...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; langzamer, langzaamst (niet vlug; traag): een os is langzaam in zijn lopen; een langzame dood sterven, b.v. door tering; die bediende is mij te langzaam; langzaam maar (of: gaat) zeker; spreekw. Haast u langzaam, (Lat. Festina lente), overleg bij uw werk; zie lijntje.
Jozef Verschueren (1930)
('langza:m) bn. en bw. (...zamer, -st) traag, talmend, langdurig : met ...zame tred; dat werk vordert -; lopen; een ...zame dood sterven; gaat zeker; maar zeker; haast u -. →: lijn. Tgst. →: gauw.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (langzamer, -st), 1. niet vlug, traag: dat werk vordert maar -; eten, spreken; (spr.) langzaam gaat zeker, wil men zijn doel bereiken, dan moet men niet met overhaasting te werk gaan; vandaar: haast u langzaam maar zeker; 2. met lage snelheid: rijden, varen; een langzaam schip, dat niet snel kan varen; in de vergr. tr. ter aanduiding va...
J.Pluim (1911)
is een der oudste adjectieven op zaam, en bet. oorspr.: langdurig. Hiernaast bestond in ’t Ohd. een ander bijv.nw.: langseini, Mhd. lancseime, in ’t Mnl. lancsem, dat „talmend”, „traag” bet. Deze beide woorden, die veel op elkander geleken, smolten als ’t ware samen, met de bet. van ’t laatste, n.l. l...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: