Wat is de betekenis van langzaam?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

langzaam

langzaam - Bijvoeglijk naamwoord 1. met weinig snelheid Die auto was de langzaamste auto die ik ooit gezien heb. 2. zonder snelle ontwikkeling Langzaam aan werd het dan toch nog beter. langzaam - Bijwoord 1. met een geringe snelh...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

langzaam

langzaam - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: lang-zaam 1. in een laag tempo ♢ hij werkt erg langzaam 1. langzaam maar zeker leerde hij lezen [het ging wel langzaam maar het lukte toch] ...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Langzaam

adj. & adv., stadich, starich langsum, têd, sunich, loom, traech; zeer —, oerstadich, -langsum, op syn alve en tritichst; tegaan (van klok) sakje, forlieze; iem. ietsen met nadruk zeggen, immen de wurden tatelle.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Langzaam

bn. bw. (...zamer, -st), 1. niet schielijk, traag: dat werk vordert maar langzaam; langzaam, eten, spreken; — (spr.) langzaam gaat zeker, wil men zijn doel bereiken, dan moet men niet met overhaasting te werk gaan; vandaar: haast u langzaam. 2. met geringe snelheid: langzaam rijden, varen; — een langzaam s...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

langzaam

bn., bw.; langzamer, langzaamst (niet vlug; traag): een os is langzaam in zijn lopen; een langzame dood sterven, b.v. door tering; die bediende is mij te langzaam; langzaam maar (of: gaat) zeker; spreekw. Haast u langzaam, (Lat. Festina lente), overleg bij uw werk; zie lijntje.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

langzaam

('langza:m) bn. en bw. (...zamer, -st) traag, talmend, langdurig : met ...zame tred; dat werk vordert -; lopen; een ...zame dood sterven; gaat zeker; maar zeker; haast u -. →: lijn. Tgst. →: gauw.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

langzaam

bn. en bw. (langzamer, -st), 1. niet vlug, traag: dat werk vordert maar -; eten, spreken; (spr.) langzaam gaat zeker, wil men zijn doel bereiken, dan moet men niet met overhaasting te werk gaan; vandaar: haast u langzaam maar zeker; 2. met lage snelheid: rijden, varen; een langzaam schip, dat niet snel kan varen; in de vergr. tr. ter aanduiding va...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Langzaam

is een der oudste adjectieven op zaam, en bet. oorspr.: langdurig. Hiernaast bestond in ’t Ohd. een ander bijv.nw.: langseini, Mhd. lancseime, in ’t Mnl. lancsem, dat „talmend”, „traag” bet. Deze beide woorden, die veel op elkander geleken, smolten als ’t ware samen, met de bet. van ’t laatste, n.l. l...