Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Langzaam

betekenis & definitie

bn. bw. (...zamer, -st),

1. niet schielijk, traag: dat werk vordert maar langzaam; langzaam, eten, spreken; — (spr.) langzaam gaat zeker, wil men zijn doel bereiken, dan moet men niet met overhaasting te werk gaan; vandaar: haast u langzaam.
2. met geringe snelheid: langzaam rijden, varen; — een langzaam schip, dat niet snel kan varen; — in de vergr. trap ter aanduiding van een geringere snelheid in betr. zin, niet absoluut: nu weer wat langzamer.
3. zonder snelle overgang of ontwikkeling, geleidelijk: langzaam werd hij wat beter.