Wat is de betekenis van kronkelen?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kronkelen

kronkelen - Werkwoord 1. ergatief in veel bochten ergens heen lopen of bewegen Het bergpad kronkelt naar boven. 2. (inerg) heen en weer zich in bochten wringen Er werd heftig gekronkeld en gefoeterd, maar los kwamen ze niet. 3. (refl) zich...

2024-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kronkelen

kronkelen - regelmatig werkwoord uitspraak: kron-ke-len 1. beweging of vorm met grillige bochten ♢ de weg kronkelde zich door de bergen naar boven 1. hij heeft een rare kronkel [is een beetje gek]...

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kronkelen

v., krinkelje, kronkelje, krôlje; (van weg), bochtsje.

2024-04-30
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kronkelen

(kronkelde, heeft en is gekronkeld), (onoverg.) 1. zich herhaaldelijk wenden of buigen, allerlei bochten, kronkels maken: deze weg kronkelt erg; een kronkelend zweepkoord; om iets kronkelen ; hij kronkelt van pijn; — van dieren ook: zich in kronkels voortbewegen ; 2. (Zuidn.) niet oprecht handelen of zich gedragen...

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kronkelen

kronkelde, heeft (2), is (1) gekronkeld; 1. zich tot kronkels vormen: een touw kan kronkelen; een weggetje, kronkelend door het korenveld; in elkaar gekronkeld; 2. tot kronkels vormen: zijn staart kronkelen; in kronkels zich voortbewegen, b.v. beekjes kronkelen zich; de paling kronkelt zich van pijn, zich in bochten wringen.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kronkelen

('kronkələn) (kronkelde, gekronkeld) I. (heeft) tot kronkels vormen : zijn staart II. zich (heeft) 1. zich tot kronkels vormen : niet alle bladeren zich; de slang kronkelde zich om zijn leden. 2. zich in kronkels voortbewegen : de beek kronkelt zich door de vlakte. 3. zich in bochten wringen : de paling kronkelde zich uit de handen. II...

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kronkelen

(kronkelde, heeft en is gekronkeld), I. (onoverg.) zich herhaaldelijk wenden of buigen, allerlei bochten, kronkels maken: deze weg kronkelt erg; om iets —; hij kronkelt van pijn; van dieren ook: zich in kronkels voortbewegen; II. (overg.) 1. kronkels maken in; 2. zich kronkels vertonen, in kronkels lopen: een beekje kronkelt zich tussen de h...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)