Wat is de betekenis van koeken?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

koeken

tot een koek worden. een samenhangende, zich meestal ergens op vasthechtende massa of laag vormen; tot een koek worden. Voorbeelden: Ik ben daar toen in een verschrikkelijke sneeuwstorm terechtgekomen. De wind woei verschrikkelijk hard, de ijspegels koekten aan mijn gezicht, het was ongelooflijk koud, en ik zag helemaal niks meer. ...

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

koeken

1) (1914-1918) (Vlaanderen, sold.) militaire straf; arrest of corvée. Vb.: 'drie dagen koeken, drie koekjes krijgen'. 'Het blaast komt de koekjes halen': appel voor de gestraften. Syn.: ballen*. Vgl. de loterij* trekt. • Olala! De juffrouw moet op ’t rapport komen. Krijgsraad. Ten minste acht dagen koeken. (Lode Gerard: Amor in t...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

koeken

koeken - Werkwoord 1. ergatief tot een klont, een koek worden Toen die geleverd werd bleek [dat] die zo aan elkaar gekoekt was dat het zout niet in de strooimolens kon. koeken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord koek

2024-04-29
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

koeken

ruiten in het kaartspel (informeel) Het was een avond vol harten, klaveren, koeken, schoppen maar zeker en vast gezelligheid troef. (Het Belang van Limburg) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 5 Vlaamsheid: 1

2024-04-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

koeken

(koekte, gekoekt) in België ook van personen: klitten, samenkomen, kletsen, leuteren - ergens niets te koeken hebben, ergens niets te vertellen hebben, niets in de melk te brokken hebben

2024-04-29
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Koeken

Vnl. in oliemolens, naslagskoeken en voorslagskoeken; uit de naslagskoeken was de olie grotendeels weggeperst; voorslagskoeken werden door de stampers fijngemaakt en nogmaals geperst.

2024-04-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

koeken

1. In het kaartspel: ruiten; met een koeken uitkomen. Sam.: koekenaas (Wdl.), ruitenaas; koekenheer; koekendame, koekenvrouw, ruitenvrouw; koekenboer (Wdl.); koekentien, koekennegen, koekenacht (Wdl.) enz. enz. 2. Van pers.: dicht tegen iem. aan of dicht bij elkaar gaan staan; klitten. Mama verweet de stiefdocht...

2024-04-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Koeken

Persresten, die verkregen worden bij het uitpersen van oliezaden en Amerikaanse -vruchten, b.v. lijnkoeken van lijnzaad, katoenzaadkoek van katoenzaad. Ook wordt vetarme koek wel gemalen en na toevoeging van minder waardevolle olie en melasse opnieuw tot koekjes geperst, b.v. murwe lijnkoekjes met suiker. Mengvoeders voor rundvee worden veel in bri...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Koeken

(koekte, heeft gekoekt), 1. (gew.) koeken bakken; 2. tot een koek worden: het kruit is helemaal gekoekt; 3. (gew.) leuteren.