knel
...
Wiktionary (2019)
knel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knellen ♢ Ik knel 2. gebiedende wijs van knellen ♢ knel! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knellen ♢ knel je?
Van Dale Uitgevers (1950)
I. v. (-len), 1. in de knel zitten, gekneld, beklemd zijn: mijn vinger zit in de knel; — (fig.) in benauwing, verlegenheid, nood zitten; uit de knel raken, weer vrij worden; 2. (veroud.) val, klem; — II. als bn., knel zitten, raken, gekneld, beklemd.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: