Wat is de betekenis van klingel?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

klingel

klingel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klingelen ♢ Ik klingel 2. gebiedende wijs van klingelen klingel! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klingelen klingel je?...

2024-04-30
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

klingel

geklingel, sagte geluid maak soos van klein klokkies.

2024-04-30
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Klingel

bel, schel.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

klingel

m. -s (bel, belletje).

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

klingel

('klingəl) m. (-s) [klnb.] belletje.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)