Werkwoorden vervoegen
klingelen
Tegenwoordige tijd klingelen
Ik klingel
Jij klingelt
klingel jij?
U klingelt
Hij/Zij/Het klingelt
Wij klingelen
Jullie klingelen
Zij klingelen
Verleden tijd van klingelen
Ik klingelde
Jij/U klingelde
Hij/Zij/Het klingelde
Wij klingelden
Jullie klingelden
Zij klingelden
Voltooid deelwoord van klingelen
geklingeld
Tegenwoordig deelwoord van klingelen
klingelend