Wat is de betekenis van Klingelbuil?

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Klingelbuil

m. (-en), (gew.) armenzakje met onderaan een schelletje.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

klingelbuil

m. -en (kerkzakje, met een klingel of belletje er onderaan).

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Klingelbuil

m. (-en) kerkzakje met onderaan een klingel.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

klingelbuil

m. (-en), kerkzakje met onderaan een schelletje.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Klingelbuil

KLINGELBUIL, m. (-en), (gew.) armzakje met schelletje (in de kerken).

Gerelateerde zoekopdrachten