Wat is de betekenis van klingelen?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

klingelen

klingelen - Werkwoord Woordherkomst ontleend aan het Duits Synoniemen rinkelen, tingelen, tinkelen

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Klingelen

v., klingelje, tyngelje, tingelje tsjingelje.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Klingelen

(klingelde, heeft geklingeld), naam voor het geluid dat sommige metalen of glazen voorwerpen bij liet bewegen en botsen maken, inz. gezegd van klokken en bellen: de bel klingelde.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

klingelen

klingelde, h. geklingeld (herhaald en zacht klinken): de bellen der paarden klingelen.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

klingelen

('klingələn) (klingelde, heeft geklingeld) [Frekw. klinken] herhaald en zacht klinken: de -de belletjes aan de narrenkap.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

klingelen

(klingelde, heeft geklingeld), (onoverg.) helder en zacht klinken, b.v. bij het bewegen van metalen of glazen voorwerpen: de bel klingelde.

2024-04-30
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Klingelen

KLINGELEN, (klingelde, heeft geklingeld), herhaald en zacht klinken de bel klingelde.