Wat is de betekenis van klepel?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

klepel

deel van een klok. metalen, aan de onderkant peervormig verdikte staaf die in het midden van een klok hangt en die men tegen de rand van de klok doet slaan om deze te laten luiden. Voorbeelden: Nooit eerder gehoorde stemmen gonsden mee in het lied van de regen dat het afscheidsluiden van de klokken overstemde [...]. De volgende dag r...

2024-04-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

klepel

(13e eeuw, clippel) (sch.) mannelijk geslachtsdeel. Reeds opgetekend in het episch dierengedicht 'Van den vos Reynaerde' (geschreven tussen 1257 en 1271). 'Klok en klepel' zijn dan: penis en testikels. In het volkse spraakgebruik ook gebruikt voor de 'tong': zijn klepel staat nooit stil. • (Eelco Verwijs, ‎Jacob Verdam: Middelnederlandsch...

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

klepel

klepel - Zelfstandignaamwoord 1. peervormige staaf die in een klok bij het luiden tegen de rand slaat en zo de klok geluid doet geven

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

klepel

klepel - zelfstandig naamwoord uitspraak: kle-pel 1. peervormige staaf die in een klok hangt en bij het luiden tegen de wand slaat ♢ de klepel in deze klok veroorzaakt een indrukwekkend geluid 1. een goede klepel hebben ...

2024-04-27
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

klepel

klepel - penis. Zie ook klok.

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

klepel

ystertong van ‘n klok.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Klepel

s., bingel, bongel, hammer.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Klepel

m. (-s), 1. van onderen peervormig verdikte staaf die binnen in een klok hangt, bij het luiden tegen de rand slaat en aldus de Mok geluid doet geven ; bij uitbr. ook in toepassing op de staafjes met een bolletje aan het eind die van binnen of van buiten tegen een schel slaan om die te doen klinken; — (spr.) hij heeft de klok horen luiden,...

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

klepel

m. -s, klepeltje (ijzeren tong ener klok, het meestal peervormig ijzer, dat in een klok tegen de rand slaat); zegsw. hij heeft de klok horen luiden en weet niet, waar de hangt (Z.-N. het kerkje [of: het kapelletje] staat), hij weet het fijne van de zaak niet.