deel van een klok.
metalen, aan de onderkant peervormig verdikte staaf die in het midden van een klok hangt en die men tegen de rand van de klok doet slaan om deze te laten luiden.
Voorbeelden:
Nooit eerder gehoorde stemmen gonsden mee in het lied van de regen dat het afscheidsluiden van de klokken overstemde [...]. De volgende dag reden de vrachtwagens voor. De Sancta Maria ging er het eerst in, dan volgde de Sint Audomarus en het laatst sleepte men de Gertruda naar buiten - die bij het neerhalen uit de toren reeds haar klepel had verloren en een barst vertoonde [...]. Ze verdwenen in de smeltkroezen van de oorlog en herrezen uit het vuur, als bulderende kanonnen die overal angst en vernietiging zaaiden.
Lut Ureel, De lange geboorte, 1977
Bij het beieren wordt de klepel door een daaraan bevestigd touw in een ritmisch klankspel tegen de stilhangende klok getrokken. Het kleppen is een vorm van luiden waarbij een exact aantal slagen kan worden gegeven. De klok wordt hierbij door middel van het luidtouw telkens naar dezelfde kant getrokken, zodat de klepel steeds op één plaats tegen de klokkenwand valt.
http://www.cultuurwijzer.nl/nwc.rijksdienstvoordemonumentenzorg/cultuurwijzer.nl/i000006.html, 8 maart 2004