klappen
(1990+) (straattaal) (iemand) klappen geven (letterlijk of figuurlijk). • Klappen. 'Ik ga hem klappen': ik ga hem in elkaar slaan. (Frank Bierens & Mo Veld: Gigataal. Stijlwoordenboek voor het nieuwe millenium. 1999) • Dus ik zeg tegen zo’n bitch die in de plee tegen me aanstoot: “Zal ik jou es effe klappen?” Blijkt...