Wat is de betekenis van jachten?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jachten

jachten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord jacht jachten - Werkwoord 1. zich gehaast en onder tijdsdruk gedragen We lopen al de hele dag te jachten, maar gelukkig hebben we nu even rust. Woordherkomst Afgeleid van jacht

2024-04-26
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

jachten

Kleine kustvaarder van de Oostzee in het bijzonder in de vaart in Denemarken, Duitsland en Zweden. Zij onderhielden de verbinding tussen de Oostzee-havens met post en vracht. Het type werd al genoemd in de 16de eeuw en bleef tot 1928 in de vaart. Het schip kon zowel overnaads als gladboordig gebouwd zijn. De romp had een vierkant hakkebord met klei...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Jachten

v., jeije, jachtsje.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jachten

(jachtte, heeft gejacht), I. (overg.) sterk aanzetten, haasten : als je hem zo jacht, wordt hij zenuwachtig ; II. (onoverg.) 1. zich haasten, jacht hebben, grote haast maken: je behoeft niet zo te jachten, je zult toch wel klaar komen; — (gew.) ongedurig rondlopen; <dol, wild, mal zijn; — (fig.) jachten 'naa...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jachten

jachtte, h. gejacht (1 erg aanzetten tot spoed; 2 inz. met naar: zich haasten): 1 wil mij niet jachten; 2 je hoeft niet zo te jachten. jachtgeweer o. -geweren (geweer ten gebruike op de jacht [met lange loop]); jachtgodin, v.; jachtgodes, v.; zie Diana.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jachten

(jachtte, heeft gejacht) 1. aanzetten tot spoed, haasten : iemand -. 2. zich haasten, haast hebben : je behoeft niet zo te -; naar het einde.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

jachten

(jachtte, heeft gejacht), I. (overg.) iemand opjagen, haasten: als je hem zo jacht, wordt hij zenuwachtig; II. (onoverg.) zich haasten, grote haast hebben: je behoeft niet zo te —, je zult toch wel klaarkomen; (van de wolken) jagen, snel drijven.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Jachten

JACHTEN, (jachtte, heeft gejacht), sterk aanzetten, haasten : als gij hem zoo jacht, wordt hij zenuwachtig; — zich haasten, jacht hebben, grooten haast maken : gij behoeft niet zoo te jachten, gij zult toch wél klaar komen; — (fig.) jachten naar iets, er driftig naar haken; — (van de wolken) jagen, snel drijven; —...