Wat is de betekenis van hou?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hou

hou - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van houden ♢ Ik hou 2. gebiedende wijs van houden hou! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van houden hou je?

2024-04-28
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

hou

kap, steek, slag; gehou, nie loslaat nie, vashou; bevat; kap, slaan; voorgee; nakom; bly, woon; vier (Kersfees); laat plaasvind (eksamen); heel of goed bly; duur; lewer (toespraak); in stand hou (boeke); beheer (skool); heilig (Sabbat); hou van, geneentheid voel vir.

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hou

s.;en trouw, hou en trou.

2024-04-28
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Hou

boe!, huu!

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hou

bn., in de uitdr. hou en trou (of getrouw), getrouw onder alle omstandigheden; leus van de stad Gent (Lat. Fides et Amor).

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hou

I. houde = hulde, trouw: hou en trouw, getrouw onder alle omstandigheden. II. tw.; sta stil! hou op!: hou paard!

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

hou

bn., in de uitdrukking — ende trouw (of getrouw), getrouw onder alle omstandigheden; leus van de stad Gent.

2024-04-28
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Hou

zie Hulde.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)