hondsvot
1) (1580) (scheldw.) laf, verachtelijk iemand. Betekent eigenlijk: geslachtsdeel van een teef. In de zestiende eeuw was 'vot' een benaming voor het vrouwelijk geslachtsdeel. Volgens De Vooys (Scheldnamen, spotnamen en vleinamen. Uit: Taalkundige opstellen. Deel III. 1941) is dit Nederduits. 'Fotze' betekent 'kut' en wordt vandaar ook overdrachtelij...