Wat is de betekenis van Heesch?

heesch - Bijvoeglijk naamwoord 1. verouderde spelling of vorm van hees van vóór 1946/47

Alles wat in het groot bestaat, is er ook in schaal 1:12. Van kleding, meubels, bedden, huishoudelijke apparaten, tot bijvoorbeeld een dameshoedje, olieverfschilderijtje van een Hollandse meester, bad met stromend water, gloeilampje, art-decoglaasje, rammelaar, tuinkabouter, modeltreintje, ja zelfs een vingerhoedje. Het is allemaal te zien in het P...

gemeente in Noord-Oost-Brabant, ten zuiden van Osch, omvattende het dorp Heesch, een deel van de kerkdorpen Vinkel en Loosbroek, alsmede een 11-tal buurtschappen en gehuchten, w.o. Broekhoek, Hoogstraat, Kerkeind, Schutsboom, Wijst en Zoggel. Heesch dat deel uitmaakt van het Stadsgewest Oss telt 10.051 inwoners (1984) en is 2645 ha groot. Ze grenst...

Noordbrabantse landbouwgemeente van 2635 ha, telt (1950) 4278 inw., bijna allen R.K. De bodem bestaat uit zand en is voor de helft als bouw- en grasland in gebruik. Tot de gemeente behoren het dorp Heesch, bestaande uit de dorpskern aan en om de grote verkeersweg ’s-Hertogenbosch - Nijmegen, en enige buurtschappen (rotten) zoals Hoge en Lage...

gem. in N.-Brabant, 3200 inw.

Heesch - gem. in Noord-Brabant, vlak ten Z. van Oss, groot 2636 H.A. (zandgrond), met 2600 inw.; landbouw is het hoofdmiddel van bestaan. Het dorp H., ¾ uur ten Z. van Oss, ligt aan de tramlijn Oss—Veghel, en bestaat uit verschillende rotten of wijken; het telt 500 inw.

Ned. gemeente in de prov. Noord-Brabant, 26,10 km2, 8650 inw., r.k. Een gedeelte van het dorp Vinkel behoort tot de gemeente Heesch. Na de Tweede Wereldoorlog is een belangrijk deel van Heesch vernieuwd. De landbouw is van belang, maar velen zijn werkzaam in kleine industrieën (beton, constructie) of pendelen naar Oss. In de bosrijke gemeente...

gemeente in N.-Brab. (arrond. ’s Hertogenbosch, kanton Oss), bestaande uit twee verspreid gelegen deelen; het grootste daarvan ligt tusschen de gemeenten Oss, Nistelrode, Dinther, Heeswij k, Nuland e,n Geffen, het tweede (met een gedeelte van de buurschap Yinkel) kleinere deel tusschen de gemeenten Heeswijk, Nuland en Berlicum; de gemeente is...

HEESCH, bn. (-er, meest -), (van personen) met schor, niet helder stemgeluid ik ben heesch; zich heesch schreeuwen; — (van de stem) schor, niet helder: eene heesche keel; met eene heesche stem spreken. HEESCHACHTIG, bn. (-er, -st), een weinig heesch. HEESCHHEID, v. het heesch zijn. HEESCHKRUID, o. (gew.) zekere plant, maagdenpalm.