handig
handig - Bijvoeglijk naamwoord 1. goed met de handen om kunnen gaan ♢ Mijn handige buurman had de schutting snel geplaatst. 2. gemakkelijk mee om te gaan ♢ Ik zal dat handige trucje zeker onthouden! ♢ Om 2 uur? Dat kan maa...
Wiktionary (2019)
handig - Bijvoeglijk naamwoord 1. goed met de handen om kunnen gaan ♢ Mijn handige buurman had de schutting snel geplaatst. 2. gemakkelijk mee om te gaan ♢ Ik zal dat handige trucje zeker onthouden! ♢ Om 2 uur? Dat kan maa...
Muiswerk Educatief (2017)
handig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: han-dig 1. snel en met zoveel mogelijk resultaat ♢ mijn man is handig, hij kan alles 2. makkelijk in het gebruik ♢ dit doekje is erg handig, ik gebruik...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., handich, feardich, linich, rêddich, rêdsum, tûk, bihindich; (adj.), byderhant; — zijn, jin rêdde kinne; wat al te — zijn, op, by ’t rêd om ’t ôf wêze; hij is er — in, it handiget him goed.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), I. bn., 1. goed met de banden terecht kunnende, behendig, vlug, vaardig: een handig kind; zij is veel handiger dan ik gedacht had; handig in of met iets zijn, het met vaardigheid weten te verrichten; 2. zich met vaardigheid van de omstandigheden, van het ogenblik wetende te bedienen: een handig...
M. J. Koenen's (1937)
I. bn. (1 vlug, bedreven, vaardig; 2 gemakkelijk te hanteren): 1. een handige dienstbode; 2. een handig boek. II. bw. (op handige wijze); handig met iets omgaan, behendig.
Jozef Verschueren (1930)
('handəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. gemakkelijk te hanteren : een boekje. 2. vaardig, vlug inz. met de handen: een -e meid. Syn. →: bedreven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: