Haast, spoedig
bw., 1. (van tijd) spoedig, weldra: haast wordt het weer lente ; — om ongeduld te kennen te geven (naderend tot bijw. v. modaliteit): kom je haast ?, moet ik nog lang wachten eer je komt; komt er haast wat!, t.w. een antwoord; 2. (van hoegrootheid) bijna, op weinig na : zij zijn haast even groot; — (zegsw.)...