Grauwen, grijs worden
(grauwde, is gegrauwd), 1. grijs, grauw worden : al grauwde zijn haar, zijn levenslust was niet verminderd; — een grauwe, vale tint krijgen : de avond begint te grauwen, allengs te verduisteren ; 2. (bij diamantslijpers) het springen of barsten van diamanten gedurende de bewerking.