Wat is de betekenis van Got(h)isch?

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Got(h)isch

I. bn., 1. aan de Got(h)en eigen, van de Got(h)en: de Got(h)ische taal; 2. ben. van een stijl, oorspr. bepaaldelijk een bouworde, de ogivaal- of spitsbogenstijl, in de 12de eeuw in N.-Frankrijk ontstaan (oorspr. een schimpende naam, zooveel als barbaars, ordeloos): een kerk in Gothische stijl; vand. ook: een Gothische kerk ; &...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Got(h)isch

1. bn., bw. (Gothiek 2): Got(h)isch letterschrift, oud-Duits letterschrift; verg. majuskel, minuskel; Got(h)ische letter, (typ.) Duitse; 2. o. (de Gothische taal): de studie van het Got(h)isch.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Got(h)isch

bn. aan de Got(h)en eigen, van de Got(h)en: de Got(h)ische taal; — de Gothische bouwstijl, zekere bouworde, die ten onrechte aan de Got(h)en werd toegesclireven, de ogivaal- of spitsbogenstijl, in de 12de eeuw in N.-Frankrijk ontstaan: eene kerk in Gothischen stijl; eene Gothische kerkkroon, Gothisch smeedwerk, in spitsbogenstijl; — Gothische lette...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Got(h)isch

bn. aan de Got(h)en eigen, van de Got(h)en: de Got(h)ische taal; — de Gothische bouwstijl, zekere bouworde, die ten onrechte aan de Got(h)en werd toegesclireven, de ogivaal- of spitsbogenstijl, in de 12de eeuw in N.-Frankrijk ontstaan: eene kerk in Gothischen stijl; eene Gothische kerkkroon, Gothisch smeedwerk, in spitsbogenstijl; — Go...

Gerelateerde zoekopdrachten