Wat is de betekenis van Glimlachen — grimlachen — meesmuilen?

2024-04-27
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Glimlachen — grimlachen — meesmuilen

Den mond tot een lachje plooien. Men glimlacht uit vriendelijkheid, tevredenheid, vermaak; men grimlacht uit kwaadaardigheid; men meesmuilt uit ongeloof of spot.