gift, (geschenk of dosis))
v./m. (-en), 1. wat gegeven wordt, geschenk: een milde —; giften en gaven; liefdegave, aalmoes, m.n. in aanvragen waarin een beroep wordt gedaan op de weldadigheid: een — ineens of een jaarlijkse bijdrage; (recht) schenking (het schenken zowel als het geschonkene) (e): giften van hand tot hand (waarbij de overeenkomst wordt voltrokken...