Wat is de betekenis van gewaad?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

gewaad

Het begrip gewaad heeft 3 verschillende betekenissen: 1) kleding. kleding; omhulsel; outfit. 2) formeel jurkachtig kledingstuk. formeel kledingstuk, vaak in de vorm van een lange jurk, dat op speciale gelegenheden wordt gedragen of om een bepaalde overtuiging uit te dragen, vaak door mensen met een bepaald beroep of functie, bijvoorb...

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gewaad

gewaad - Zelfstandignaamwoord 1. een voornaam en omhullend kledingstuk Zij verscheen gehuld in een prachtig gewaad en gesierd met prachtige juwelen. gewaad - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van waden Woordherkomst afgeleid van waad met het voorvoegsel ge-

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gewaad

gewaad - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-waad 1. kledingstuk dat lijkt op een jurk ♢ hij droeg een prachtig versierd gewaad Zelfstandig naamwoord: ge-waad het gewaad de gewaden...

2024-04-27
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

gewaad

gewaad - Eéndelige lange, losvallende kledingstukken, als dagelijkse kleding gedragen door mannen en vrouwen van vanaf de oudheid tot, vooral in Aziatische en Afrikaanse landen, de moderne tijd. Ook soortgelijke kledingstukken die worden gedragen bij ceremoniële en officiële gelegenheden of als symbool van ambt of beroep.

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

gewaad

deftige) kleed.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gewaad

s.n., gewant (it), gewaed (it), klaed (it), plún.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gewaad

o. gewaden (deftig kleed; de kledij als geheel, in niet alledaagse stijl): hij droeg een purperen gewaad; een gewaad van zijde; een plechtig gewaad, ambtskleding; zie liturgisch.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gewaad

(gә'wa:t) o. (...waden) 1. Eig. gehele kledij: een eng, kort, lang, ruim -; een armoedig, nederig, prachtig, stemmig, zwierig -; een eenvoudig, plechtig -; een purperen, zijden -; zich met de kerkelijke, liturgische gewaden bekleden; het geestelijk aantrekken, afleggen, uittrekken, de geestelijke stand aannemen, verlaten. 2. Metn. tooi: de aa...

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gewaad

o. (gewaden), 1. kleding die een bepaalde indruk op de beschouwer maakt, hetzij als geheel (kledij) of als voorwerpsnaam; in de laatste betekenis meestal voor opperkleed: haar — was van lichtblauwe zijde; een lang, een eenvoudig —; kleurige gewaden; het geestelijk aantrekken, geestelijke worden; 2. (fig.)b.v. in toepassing op de taal w...