Wat is de betekenis van gemeenschappelijk?

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gemeenschappelijk

gemeenschappelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-meen-schap-pe-lijk 1. van meer mensen, gezamenlijk ♢ deze huizen hebben een gemeenschappelijke tuin Bijvoeglijk naamwoord: ge-meen-schap-pe-lijk ... is gemeensc...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Gemeenschappelijk

adj. & adv., (ge)mien, mienskiplik, mandélich, massael, mansael; (adv.), yn ’e mande; -e bezittingen, mandélichheden.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gemeenschappelijk

bn., bw. (1 aan meer dan één in gemeenschap toebehorende, bij hen gezamenlijk in gebruik; 2 door twee of meer personen gezamenlijk of wederkerig verricht; 3 tot twee of meer personen in dezelfde betrekking staande, als wordt genoemd): 1. de korf is een gemeenschappelijke bijenwoning; een gemeenschappelijke trap; 2. handelen met gemee...

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gemeenschappelijk

(gəme:n‘schappələk) I. bn. en bw. 1. aan meer dan één persoon in gemeenschap toebehorend : een -e woning; een paard. Tgst. →: afzonderlijk. 2. door meer dan een persoon in gemeenschap verricht: -e pogingen; overleg. 3. tot meer dan een persoon in de genoemde betrekking staand : onze -e vriend. II. bw. in gemeenschap, ge...

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gemeenschappelijk

bn. en bw., 1. aan meer dan een persoon in gemeenschap toebehorend, bij hem in gebruik of hem betreffende: een gemeenschappelijke kamer; eigendom, bezit; 2. gezamenlijk: op gemeenschappelijke kosten; met overleg, met onderling beraad; (boekhouden) gemeenschappelijke rekening, conto a meta; 3. tot meer dan een persoon in dezelfde betrekking staande...

2024-04-27
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gemeenschappelijk

GEMEENSCHAPPELIJK, bn. bw. aan meer dan één persoon in gemeenschap toebehoorende eene gemeenschappelijke kamer; twee huizen met een gemeenschappelijken tuin; gemeenschappelijk eigendom, bezit; — gezamenlijk op gemeenschappelijke kosten; gemeenschappelijke pogingen, studiën, maaltijden; — met gemeenschappelijk overleg...