Wat is de betekenis van Gastvrijheid?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gastvrijheid

gastvrijheid - Zelfstandignaamwoord 1. hartelijkheid voor gasten Woordherkomst afgeleid van gastvrij met het achtervoegsel -heid Synoniemen hospitaliteit

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

gastvrijheid

gastvrijheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: gast-vrij-heid 1. het gul verwennen van gasten ♢ de gastvrijheid in dit hotel is buitengewoon goed 1. gastvrijheid verlenen [iemand als gast behandel...

2024-04-26
De A is van Amalia, die is allochtoon, een multiculti ABC

Hans Kaldenbach (2007)

Gastvrijheid

Nederlanders lijken niet gastvrij. De grote meerderheid vindt het niet normaal als iemand zomaar zou komen mee-eten. Wie op bezoek gaat, moet eerst een afspraak maken. Een bezoeker kan niet zomaar een vriend of familielid meenemen. Nederlanders zeggen bovendien gemakkelijk dat ze ‘geen tijd’ hebben en noemen die ‘eerlijkheid’ dan belangrijker dan h...

2024-04-26
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

gastvrijheid

gastvrijheid - Het onthalen of herbergen van gasten en bezoekers met een hartelijke vriendelijkheid en gulheid.

2024-04-26
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

GASTVRIJHEID

is een deugd, die niet alleen bij alle beschaafde volken, maar ook in de zgn. primitieve gemeenschappen, bij rondzwervende stammen als de Bedoeïenen, altijd in hoog aanzien is geweest. Het gastrecht was de oude Semietische volken en de Grieken (gelijk trouwens naar het getuigenis van Caesar en Tacitus ook de Germanen) heilig. De gast genoot de...

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

GASTVRIJHEID

is een deugd, die van verschillende vroegere volken, Germanen, Grieken, Romeinen, maar ook van Arabieren en van talrijke zgn. primitieve volkeren geprezen wordt. Men dient dan deze term niet op te vatten als een betonen van gastvrijheid aan ieder die zich als gast aanmeldde, maar als een bijzondere heilige plicht ten opzichte van hem, die als gast...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

gastvrijheid

v. (gulheid i. h. onthalen, herbergzaamheid): gastvrijheid genieten, bewijzen, verlenen; de plicht der de plicht, die het verlenen van gastvrijheid voorschrijft.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gastvrijheid

Gastvrijheid - De g. was ook in de heidensche Oudheid bekend en beoefend; in het O.T. was zij in hooge eere. De Christelijke g., het welwillend opnemen van den vreemdeling om God, een der zeven voornamere werken van lichamelijke barmhartigheid, vindt haar grondslag en haar inspiratie in het woord des Heeren: „Ik was vreemdeling, en gij hebt M...