Wat is de betekenis van gade?

2023-06-08
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Gade

Friese naam. Gewoonlijk wordt deze naam met God-, 'god' of Goed- 'goed' (zie god-) in verband gebracht. Er kan echter ook een verband met Angelsaksisch gâdu 'lanspunt' zijn. Ten slotte is het ook mogelijk dat we hier hetzelfde woord hebben als gade 'genoot' (vergelijk Oudfries gadia 'verenigen'). Zie ook Jatsje.

Lees verder

Direct toegang tot alle 14 resultaten over gade?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-08
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gade

gade - Zelfstandignaamwoord 1. (formeel) echtgenoot, echtgenote Zij schreed met haar gade de zaal binnen. gade - Zelfstandignaamwoord 1. alleen als deel van scheidbaar samengesteld werkwoord gadeslaan: aandacht, acht Hij sloeg het schouwspe...

Lees verder
2023-06-08
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

Gade

Gade - Te gebruiken om werken te beschrijven van de gelijknamige Afrikaanse etnische groep die leeft in Nigeria.

2023-06-08
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gade

m Fri. naam. Gewoonlijk wordt deze naam met een Germ. woord met de betekenis ‘god’ in verband gebracht of met een woord dat ‘goed’ betekent. Er kan echter ook een verband met Angelsaksisch gêdu ‘lanspunt’ zijn. Tenslotte is het ook mogelijk dat we hier hetzelfde woord hebben als gade ‘genoot’ (v...

Lees verder
2023-06-08
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gade

Gade - Niels Wilhelm, Deensch componist; * 1817 te Kopenhagen, † 1890 aldaar. Stond onder invloed van Mendelssohn en Schumann; heeft korten tijd Mendelssohn vervangen als dirigent der Gewandhausconcerten (zie onder ➝ Leipzig) en volgde hem in 1847 op; vestigde zich in 1848 weer in Kopenhagen; zijn werken hebben een nationaal karakter. Werken...

Lees verder
2023-06-08
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

gade

('ga:dә) m. en v. (-n) [(ver)gaderen] 1. Algm. gelijke, alleen in de uitdrukking: zonder -. 2. Dicht. echtgenoot, ...note: - en kroost, vrouw en kinderen.

Lees verder
2023-06-08
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gade

Gade - (Niels Wilhelm), geb. te Kopenhagen1817, overl. ald. 1890, een der meest beteeke-nende componisten van Skandinavië, in dezoogen. romantische periode. Zoon van eenonvermogend instrumentmaker, genoot G. aan-vankelijk slechts gebrekkig muziekonderwijs;veel heeft hij door zelf-onderricht moeten aan-vullen. Eenmaal lid van de hofkapel, studeerdeh...

Lees verder
2023-06-08
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gade

Niels Vilhelm, Deens componist, *22.2.1817 Kopenhagen, †21.12.1890 Kopenhagen. Van 1843–48 verbleef Gade voornamelijk te Leipzig, waar hij Mendelssohn assisteerde bij de Gewandhausconcerten. Na 1848 was Gade te Kopenhagen dirigent en vanaf 1866 directeur van het conservatorium. Zijn composities zijn sterk gebonden aan Mendelssohn en aa...

Lees verder
2023-06-08
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Gade

gaderen, garen, te gader. De wortel van deze woorden drukt een ,,bijeenbehooren” uit en komt ook voor in goed (= passend bij); vgl.: „Wanneer sy merckte, dat onse salige (= overleden) moeder wat had, rock of pels, dat haar goeden (= gaadde = paste, beviel), dat wolt sy dan hebben.” ’t Woord gade (echtgenoot) was oorspr. gega...

Lees verder
2023-06-08
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gade

GADE, (in saamgetrokken vorm GA), m. en v. (-n), gelijke, wedergade; — zonder gade, zonder gelijke, weergaloos; (oudt.) geen gade hebben of kennen, ongeëvenaard zijn; — inz. echtgenoot, echtgenoote: gade en kroost, gade en spruiten, vrouw en kinderen; gade en moeder was hun ontvallen; — (dicht.) gaaike, inz van duiven.

Lees verder
2023-06-08
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Gade

zie Echtgenoot.

2023-06-08
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gade

Gade (Niels Wilhelm), een uitstekend componist van onzen tijd, geboren te Kopenhagen den 22sten Februarij 1817, toonde reeds vroeg een ongemeenen aanleg voor de toonkunst, ontving echter eerst laat onderwijs in het piano- en vioolspel en bragt het weldra zoo ver, dat hij bij de Koninklijke kapèl te Kopenhagen als violist geplaatst werd. Met grooten...

Lees verder
2023-06-08
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Gade

Gade, m. en v. gmv. echtgenoot, man, vrouw. *-LIJK, bn. gemakkelijk, ligt. *-LOOS, bn. zonder gade; (fig.) zonder weêrga, onvergelijkelijk.

Lees verder
2023-06-08
Kiliaans Etymologicum Teutonicae Linguae

Corneel (van) Kiel (1573)

Gade

Cura, custodia. gal garde.

Lees verder