Wat is de betekenis van Gader?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

gader

gader - Bijwoord 1. gezamenlijk, verenigd

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

gader

samengetrokken gaar, alleen in: tegader.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Gader

GADER, (samengetrokken GAAR), TE GADER, bw. (van omstandigheid), (deftige stijl) vereenigd, te zamen: geluk met veiligheid te gader woont bij den huiselijken haard; — (gew.) de handen gaar doen, vouwen om te bidden; — beide gaar, allebei; — gelijkelijk, evenzeer: de nagedachtenis van uw doorluchten vader en ’t dierbaarste...

2024-04-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Gader

Gader, TE -, bijw. te zamen, met elkander. *-EN, bw. gel. (ik gaderde, heb gegaderd), verzamelen, te zamen -, bijeenbrengen. *-GELD, o. (-en), bedrag eener inzameling, kollekte. *-MEESTER, m. (-s), ontvanger, gaarder.