Forma
[Lat.] vorm; forma natura, (lett: de natuur is de vorm) natuurlijke (pas)vorm; pro forma, voor de vorm.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Lat.] vorm; forma natura, (lett: de natuur is de vorm) natuurlijke (pas)vorm; pro forma, voor de vorm.
G. Th. van Kempen (1974)
(L., = vorm), als het duidelijk is dat een variatie binnen een soort niet het gevolg is van erfelijke verschillen maar alleen van een modificatie, noemt men dit een forma; bv. bij de veenwortel, Polygonum amphibium f. natans en f. terrestre.
A. Lankhout en J.E. Bas Backer (1951)
vorm; gestalte; schoenleest; model; voorschrift; formaliteit; essere in forma, in zijn schik zijn; in vorm zijn; lavoro di forme, marmermozaïek.
Van Dale Uitgevers (1950)
(Lat.), v., vorm; — pro forma, bw. uitdr.. voor de vorm, voor de schijn ; — in optima forma, geheel in de vereiste vorm, volkomen.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
ae, f. 1. (van levende wezens), abstr., gedaante, uiterlijk, vorm; praegn., schone gedaante,' schoonheid. | concr., gedaante, dei, een god, Verg.; praegn., schoonheid = schone vrouw. 2. (van zaken), abstr., gedaante, uiterlijk voorkomen, vorm. [ in ’t bijz., inrichting, rerum publicarum, staatsregeling, Cic.; vorm, inkledin...
Dr. C.F.A. van Dam (1948)
f. vorm, gedaante, gestalte; gietvorm; formaat; vormsel; dar forma, orde in een chaos scheppen; hombre de forma, m. gedistingeerd man; de forma que, zodat; en forma, op behoorlijke wijze.
Stephanus Axters (1937)
1. Gedaante. 2. Stijlvorm. Forma deprecativa, Smeekende vorm. Forma enuntiativa, Uitzeggende vorm. Forma imperativa, Gebiedende vorm, bevelende vorm (SACRAMENTEN). 3. Figuur, schikking. Forma syllogismi, Vorm der sluitrede. Forma syllogistica, Vorm der sluitrede (DENKLEER). 4. Rechtsvorm. Forma authentica,...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: