Wat is de betekenis van eerste?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

eerste

(1936) (zeem.) eerste stuurman. Zie ook: tweede*. • Dan vreten ze niks, raast de kok, en zeg er meteen bij dat ze voor klachten bij den „eerste” motten zijn. (C. Borstlap: Een schip vaart uit. 1936)

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eerste

eerste - Rangtelwoord Woordherkomst afgeleid van een met het achtervoegsel -ste Antoniemen laatste Verwante begrippen 1e

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

eerste

eerste - telwoord uitspraak: eer-ste 1. wie of wat als nummer één komt ♢ hij speelt in het eerste elftal Telwoord: eer-ste Synoniemen primus

2024-04-26
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

eerste

: in/op de eerste (tweede, derde enz ), in de eerste (tweede, derde enz.) klas van... (school voor voortgezet onderwijs). Mijn zoon, zo zegt hij, zit in de derde Mulo, maar de Nederlandse taal beheerst hij helemaal niet (Fernandes 1973: 47). Een zat op de mulo en de andere op de tweede mulo (Doelwijt 1971: 61). Opm.: Zoals uit het tweede vb. blijk...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

eerste

wat vooraan is; waarmee begin word; vernaamste.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Eerste

num., earste, foarste; in de plaats, yn ’e earste pleats, foarst, earst.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eerste

('erstə) 1. m. en v. (-n) die het eerst is, komt enz. : de -n zullen de laatsten wezen. 2. v. (-n, -s) eerste klasse.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eerste

v./m. (-n), 1. die het eerst is; 2. (-n, -s), eerste klas.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eerste

EERSTE, rangtelw. (bijv. en zelfst.) en bw. in betrekking tot den tijd, de ruimte, den rang; het tegenovergestelde van laatste: de eerste dag der week; op den eersten (dag) der maand; — in de eerste vier dagen, weken blijft hij thuis, in de eerstkomende, eerstvolgende; — de eerste wacht op een zeeschip, die van acht uur *s avonds tot m...