Wat is de betekenis van Eens (eenmaal)?

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eens (eenmaal)

bw., 1. eenmaal, één keer: eens en voor altijd of voor al, zonder het te herhalen (bij een vermaning) ; dat is eens en nooit weer, van de eerste keer hebben we meer dan genoeg; (ironisch) dat gebeurt ook maar eens, dat gebeurt ieder ogenblik; meer dan eens, herhaaldelijk; in in één keer; hij deed het examen in tweemaal,...