Wat is de betekenis van eenmaal?

2024-10-10
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-10-10
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eenmaal

eenmaal - Telbijwoord 1. een enkele keer Hij heeft die vergissing slechts eenmaal gemaakt. 2. nu ~ een feit dat niet veranderd kan worden Hij heeft die vergissing nu eenmaal gemaakt. Sommige vrouwen zijn nu...

2024-10-10
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

eenmaal

eenmaal - bijwoord uitspraak: een-maal 1. één keer ♢ ik heb haar maar éénmaal gezien 2. op een bepaald moment ♢ als het eenmaal zover is ... 3. voorgoed...

2024-10-10
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

eenmaal

in België ook als voegwoord. - eenmaal (dat) het vakantie is, zodra het vakantie is, als het eenmaal vakantie is. - eenmaal ik op vakantie ben, zodra/als ik op vakantie ben. Jojo denkt vaak aan Lisa, maar niet voortdurend, want eenmaal hij weet dat zij er het zwijgen toe doet, herneemt hij zijn gezapige leventje van vroeger. - D...

2024-10-10
Germanismen in het Nederlands

Dr. S. Theissen (1978)

Eenmaal

a. Niet eenmaal: 'Hij is niet gekomen en hij heeft ons niet eenmaal gewaarschuwd.’ In deze betekenis wordt niet eenmaal algemeen als een germanisme (D. ‘nicht einmal’) beschouwd voor ‘niet eens, zelfs niet’. Het is niet zeer gebruikelijk. Men vindt het trouwens slechts in één woordenboek, nl. Van Da...

2024-10-10
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

eenmaal

op sekere onbepaalde tydstip in verlede of toekoms; eens, eendag; gewis.

2024-10-10
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Eenmaal

adv., ienkear, -ris, -mel.

2024-10-10
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-10-10
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eenmaal

bw., 1. één keer: ik heb hem maar eenmaal gezien; eenmaal is geenmaal; eenmaal, andermaal, voor de derdemaal, gewone wending bij verkopingen; een-en andermaal, herhaaldelijk; 2. op een zeker tijdstip in het verleden of (gewoonlijk) in de toekomst: een eenmaal uitverkoren volk; als het eenmaal zo ver. ko...