Wat is de betekenis van Drop-out?

2024-04-26
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

drop-out

(zelfstandig naamwoord) [alg.] mislukkeling, uitvaller - Uitvallers in het middelbaar beroepsonderwijs blijken moeilijk opnieuw te motiveren. [alg.] eenzaat, zelfkanter [luchtv.] uitvaller [alg.] volumeval [alg.] stroomonderbreking, spanningsval [alg.] leesfout, leesmisser

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

drop-out

(1968) (< Eng.) iemand die zichzelf buiten de (conventionele) maatschappij plaatst (door zijn alternatieve levenswijze); uitvaller; zelfkanter. Komt van de populaire kreet van de Amerikaanse schrijver en psycholoog Timothy Leary (1920-1996): ‘Turn on, tune in, drop out’. Hij propageerde onderzoek naar psychedelische drugs. De term dr...

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Drop-out

|v. Eng. to drop out = uitvallen] [i]zn [/i]1 (alg.) uitvaller; 2 spec.: iem. die zich al dan niet opzettelijk min of meer buiten de maatschappij heeft geplaatst door zijn manier van leven.

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Drop-out

iemand die zich door zijn levenswijze buiten de maatschappij plaatst; plaatselijke daling van de geluidssterkte op de geluidsband

2024-04-26
Videofilmen: termen en begrippen

Emanuel Damsteeg (1992)

Drop-out

Kortstondige onderbreking van beeld of geluid, veroorzaakt door vuil, stof of kleine beschadiging van de magneetband. Een goede magneetband behoort daar praktisch vrij van te zijn; drop-outs vormen een indicatie van de bandkwaliteit.

2024-04-26
Recht voor z'n raap

Rouke G. Broersma (1970)

Drop-out

iemand die zich onttrekt aan de gevestigde orde en dat door zijn levenswijze tracht duidelijk te maken.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)