Wat is de betekenis van corresponderen?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

corresponderen

corresponderen - Werkwoord 1. (inerg) ~met: overeenstemmen met     ♢ De uitkomsten van het ATLAS- en CMS-experiment correspondeerden zo goed dat met de aanwezigheid van het Higgs-boson zeer waarschijnlijk achtte. 2. (inerg) het houden van een briefwisseling     ♢ Deze schrijver...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

corresponderen

corresponderen - regelmatig werkwoord uitspraak: cor-res-pon-de-ren 1. brieven schrijven en ontvangen ♢ zij correspondeert met iemand die in de gevangenis zit Regelmatig werkwoord: cor-res-pon-de-ren ik correspondeer...

2024-04-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Corresponderen

(korresponderen) briefwisseling houden; in verbinding staan; overeenkomen

2024-04-27
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Corresponderen

briefwisseling houden; in verband staan; overeenkomen; beantwoorden,

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Corresponderen

v., korrespondearje, brievje, briefkje; — met, skriuwe mei.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Corresponderen

(correspondeerde, heeft gecorrespondeerd), (<Fr.), 1. beantwoorden aan, overeenstemmen met. 2. gemeenschap hebben (van kamers, gangen enz.). 3. (van middelen van vervoer) op elkaar aansluiten. 4. briefwisseling houden; — corresponderend lid van een genootschap, een (gewoonl. buitenlands) lid dat slechtsdoor briefwisseling met dat ge...

2024-04-27
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

corresponderen

in verbinding staan, overeenkomen, gemeenschap hebben; aansluiting hebben (v. treinen); briefwisseling houden.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

corresponderen

gecorrespondeerd (Lat. correspondere: briefwisseling houden; overeenkomen): deze kamers -, staan met elkaar in gemeenschap; de treinen -, sluiten aan.