Werkwoorden vervoegen
corresponderen
Tegenwoordige tijd corresponderen
Ik correspondeer
Jij correspondeert
correspondeer
U correspondeert
Hij/Zij/Het correspondeert
Wij corresponderen
Jullie corresponderen
Zij corresponderen
Verleden tijd van corresponderen
Ik correspondeerde
Jij/U correspondeerde
Hij/Zij/Het correspondeerde
Wij correspondeerden
Jullie correspondeerden
Zij correspondeerden
Voltooid deelwoord van corresponderen
gecorrespondeerd
Tegenwoordig deelwoord van corresponderen
corresponderend