Wat is de betekenis van Bos?

2024-04-26
Orthodontisch woordenboek

Dr. H.J. Remmelink (2022)

Bos

British Orthodontic Society (BOS), de Engels wetenschappelijke beroepsvereniging van orthodontisten.

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bos

Het begrip bos heeft 2 verschillende betekenissen: 1) terrein met bomen. terrein van een zekere uitgestrektheid dat dicht begroeid is met bomen; ook: de begroeiing, het geboomte daarvan en dan vaak zonder lidwoord. In de regel minder uitgestrekt dan een woud. 2) bundel. bundel van gelijksoortige, dunne, langwerpige voorwerpen.

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bos

1) (18e eeuw) schaamhaar. Vgl. Eng. bush (reeds opgetekend in 1650). • Of was het die Ida misschien, die hier aan de bar had gestaan in een kleed met schaamspleten tot aan de heupen, en waarin men van opzij d’r bosje had kunnen zien? (Louis Paul Boon: Als het onkruid bloeit. 1972) • Wat is er in dit land veranderd sinds...

2024-04-26
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Bos

Voor de afleiding van deze verkorte Germaanse naam bestaan verschillende theorieën: het kan overeenkomen met het Nederlandse woord boos (vergelijk Schönfeld Wtb.: Boso, aanvoerder van de Franken, 6e eeuw; beschouwd als bijnaam: 'der Böse') met de oorspronkelijke betekenis 'gering' (vergelijk ook Noors baus 'heftig, trots'). Het gebruik als naam van...

2024-04-26
CBS begrippenlijst

CBS (2018)

Bos

Terrein begroeid met bomen bestemd voor houtproductie en/of natuurbeheer. Toelichting Tot bos wordt gerekend: terrein zodanig begroeid met bomen, dat de kruinen een min of meer gesloten geheel vormen dan wel zullen gaan vormen; kapvlakte; brandgang; bospad; boomkwekerij; houtopslagplaats; verspreide bebouwing, voor zover die in het bos ligt; populi...

2024-04-26
Familienamen

Leendert Brouwer (2017)

Bos

1. Patroniem op basis van de voornaam Bos, waarvan de betekenis onzeker is (vgl. de Nederlandse Voornamenbank). Ook zou sprake kunnen zijn van Bos < Boshard (vgl. Bosscher). 2. Woonplaatsaanduiding: persoon wonend in een plaats of bij een plek die bekend staat als 'het' of 'de Bos'.

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bos

bos - zelfstandig naamwoord 1. heleboel bomen bij elkaar ♢ we maakten een wandeling in het bos 1. hem het bos in sturen [niet serieus helpen] 2. huilen met de wolven in het bos...

2024-04-26
Jargon & Slang van Politieagenten en rechercheurs

Marc De Coster (2017)

Bos

Bos - iemand het bos in sturen: slanguitdrukking voor het in vrijheid stellen van een arrestant.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Begrippenlijst biomassa uit bossen

Probos (2016)

Bos

Een bos is een terrein groter dan 0,5 hectare, bezet met bomen groter dan 5 meter en een kroonbedekking van meer dan 10%, of met bomen die deze grenswaarden kunnen bereiken. Het betreft geen gebied dat overwegend stedelijk of in agrarisch gebruik is. Landen hebben hun eigen definities van bos.