Bol (bolvormig)
bn. en bw. (-Ier, –st), 1. min of meer bolvormig: (van de wind) telkens met losse vlagen waaiende, maar niet guur; (bw.) de wind waait –; 2. rond en dik, opgezet: bolle wangen, vaak opgevat als blijk van gezondheid en levenslust; een bolle meid, gul, goedrond; ook zelfstandig (gemeenzaam): hé bolle!; een bolle lach om de mond,...